In this episode, we'll join Jan, Sarah, and Thijs as they navigate the streets of Amsterdam and find themselves in a bike mix-up that leads to unexpected laughter, friendship, and an unforgettable day.
Nl: Stel je voor.
En: Imagine.
Nl: Een zonnige dag in Amsterdam.
En: A sunny day in Amsterdam.
Nl: Aan het bruisende Leidseplein staan fietsen.
En: Bikes are lined up at the bustling Leidseplein.
Nl: Veel fietsen.
En: Lots of bikes.
Nl: Drie vrienden zijn hier ook.
En: Three friends are here too.
Nl: Jan, Sarah en Thijs.
En: Jan, Sarah, and Thijs.
Nl: Jan is sterk.
En: Jan is strong.
Nl: Hij rijdt in een grote rode fiets.
En: He rides a big red bike.
Nl: Sarah heeft een blauwe fiets.
En: Sarah has a blue bike.
Nl: Deze is klein maar sterk.
En: It's small but strong.
Nl: Thijs heeft geen fiets.
En: Thijs doesn't have a bike.
Nl: Hij kijkt liever naar de fietsen.
En: He prefers to look at the bikes.
Nl: Het feest op Leidseplein is gezellig.
En: The party at Leidseplein is fun.
Nl: Jan en Sarah gaan er op hun fietsen heen.
En: Jan and Sarah ride their bikes there.
Nl: Ze lachen.
En: They laugh.
Nl: Ze parkeren hun fietsen en gaan het feest op.
En: They park their bikes and join the party.
Nl: Ze drinken limonade.
En: They drink lemonade.
Nl: Ze eten snoep.
En: They eat candy.
Nl: Ze dansen.
En: They dance.
Nl: Ze vergeten hun fietsen.
En: They forget about their bikes.
Nl: Het feest eindigt.
En: The party ends.
Nl: Het wordt donker.
En: It gets dark.
Nl: Jan en Sarah gaan weer naar huis.
En: Jan and Sarah head home.
Nl: Ze pakken een fiets.
En: They grab a bike.
Nl: Maar ze pakken de verkeerde fiets.
En: But they grab the wrong bikes.
Nl: Jan pakt Sarah's blauwe fiets.
En: Jan takes Sarah's blue bike.
Nl: Sarah pakt Jan's rode fiets.
En: Sarah takes Jan's red bike.
Nl: Ze fietsen naar huis.
En: They bike home.
Nl: Jan voelt dat de fiets klein is.
En: Jan feels that the bike is small.
Nl: Sarah voelt dat de fiets groot is.
En: Sarah feels that the bike is big.
Nl: Ze kijken naar hun fietsen.
En: They look at their bikes.
Nl: Ze zien dat ze de verkeerde fietsen hebben gepakt.
En: They see that they've taken the wrong bikes.
Nl: Ze fietsen terug naar het Leidseplein.
En: They bike back to Leidseplein.
Nl: Ze zoeken hun juiste fietsen.
En: They search for their own bikes.
Nl: Maar het is donker.
En: But it's dark.
Nl: En er zijn veel fietsen.
En: And there are lots of bikes.
Nl: Jan kan niet de rode fiets vinden.
En: Jan can't find the red bike.
Nl: Sarah kan niet de blauwe fiets vinden.
En: Sarah can't find the blue bike.
Nl: Ze zijn verdrietig.
En: They are sad.
Nl: Thijs ziet het allemaal.
En: Thijs sees it all.
Nl: Hij is in een café.
En: He's in a café.
Nl: Hij kijkt door het raam.
En: He looks through the window.
Nl: En hij lacht.
En: And he laughs.
Nl: Hij ziet Jan en Sarah zoeken.
En: He sees Jan and Sarah searching.
Nl: Hij neemt een slok van zijn limonade.
En: He takes a sip of his lemonade.
Nl: En hij lacht meer.
En: And he laughs even more.
Nl: Jan ziet Thijs lachen.
En: Jan sees Thijs laughing.
Nl: Hij loopt naar het café.
En: He walks over to the café.
Nl: Hij zegt tegen Thijs: "Help ons met zoeken!
En: He says to Thijs, "Help us look!"
Nl: " Thijs kijkt naar Jan.
En: Thijs looks at Jan.
Nl: Hij kijkt naar Sarah.
En: He looks at Sarah.
Nl: Hij lacht.
En: He laughs.
Nl: Maar dan staat hij op en zegt: "Oké.
En: But then he stands up and says, "Okay.
Nl: Ik zal jullie helpen.
En: I'll help you."
Nl: "Ze zoeken samen.
En: They search together.
Nl: Na een tijdje vindt Thijs de fietsen.
En: After a while, Thijs finds the bikes.
Nl: De rode fiets staat naast een boom.
En: The red bike is next to a tree.
Nl: De blauwe fiets staat bij een lantaarnpaal.
En: The blue bike is by a lamppost.
Nl: Jan en Sarah zijn blij.
En: Jan and Sarah are happy.
Nl: Ze zeggen dank je wel tegen Thijs.
En: They say thank you to Thijs.
Nl: Ze fietsen terug naar huis.
En: They bike back home.
Nl: Ze zijn moe, maar ook blij.
En: They are tired but also happy.
Nl: Ze hebben hun fietsen terug.
En: They have their bikes back.
Nl: En ze hebben de dag samen doorgebracht.
En: And they spent the day together.
Nl: Ze hebben gelachen, ze hebben gezocht en ze hebben gevonden.
En: They laughed, they searched, and they found.
Nl: De dag eindigt.
En: The day ends.
Nl: De maan schijnt.
En: The moon shines.
Nl: En de vrienden denken allemaal hetzelfde.
En: And the friends all think the same thing.
Nl: Dit was een goede dag.
En: This was a good day.
Nl: Een dag om niet te vergeten.
En: A day not to forget.
Nl: Want zelfs als je de verkeerde fiets pakt, kan je nog een geweldige dag hebben.
En: Because even if you grab the wrong bike, you can still have a great day.
Nl: Zeker met vrienden zoals Jan, Sarah en Thijs.
En: Especially with friends like Jan, Sarah, and Thijs.