Sophie’s Perfect Day: An Unforgettable Afternoon in Vondelpark

In this episode, we'll join Sophie on a picturesque afternoon in Vondelpark, filled with laughter, friendship, and a curious little dog named Bobby.

Nl: Op een zonnige middag in Amsterdam straalde de zon helder boven Vondelpark.
En: On a sunny afternoon in Amsterdam, the sun shone brightly above Vondelpark.

Nl: Sophie liep langs de vijver.
En: Sophie walked by the pond.

Nl: Ze droeg een lichte zomerse jurk en haar hoed waaide bijna weg in de wind.
En: She wore a light summer dress, and her hat almost blew away in the wind.

Nl: De bomen waren vol met groene bladeren en veel mensen zaten op het gras.
En: The trees were full of green leaves, and many people sat on the grass.

Nl: Sophie keek om zich heen.
En: Sophie looked around.

Nl: Ze zocht haar vrienden.
En: She was searching for her friends.

Nl: Ze had een mand vol met lekkernijen bij zich: broodjes, kaas en vers fruit.
En: She had a basket full of treats with her: sandwiches, cheese, and fresh fruit.

Nl: Bij een grote eik zag Sophie haar vrienden.
En: By a large oak tree, Sophie saw her friends.

Nl: "Hoi!" riep ze vrolijk.
En: "Hi!" she called out cheerfully.

Nl: Haar vrienden zwaaiden en Sophie rende naar hen toe.
En: Her friends waved, and Sophie ran toward them.

Nl: Ze legde de mand op een kleed uit.
En: She placed the basket on a spread-out blanket.

Nl: “We hebben je gemist,” zei Anna, een van haar vrienden.
En: “We missed you,” said Anna, one of her friends.

Nl: “Het is zo’n mooie dag!”
En: “It's such a beautiful day!”

Nl: Sophie glimlachte.
En: Sophie smiled.

Nl: “Ik ben zo blij jullie te zien. Laten we eten en genieten.”
En: “I’m so happy to see you all. Let’s eat and enjoy.”

Nl: Ze zaten op het kleed en begonnen te eten.
En: They sat on the blanket and started to eat.

Nl: Sophie nam een broodje en gaf stukjes fruit aan iedereen.
En: Sophie took a sandwich and handed out pieces of fruit to everyone.

Nl: Ze lachten en praatten over alles: werk, reizen en dromen.
En: They laughed and talked about everything: work, travel, and dreams.

Nl: Plots kwam er een hondje aangehuppeld.
En: Suddenly, a little dog came trotting over.

Nl: Het was een klein bruin hondje met een rode halsband.
En: It was a small brown dog with a red collar.

Nl: Het snuffelde rond en keek nieuwsgierig naar de mand.
En: It sniffed around and looked curiously at the basket.

Nl: Sophie lachte.
En: Sophie laughed.

Nl: “Wie is jouw baasje, kleintje?” vroeg ze.
En: “Who is your owner, little one?” she asked.

Nl: Het hondje kwispelde blij.
En: The dog wagged its tail happily.

Nl: “Misschien is hij verdwaald,” zei Anna bezorgd.
En: “Maybe he’s lost,” Anna said worriedly.

Nl: Ze stonden op en keken om zich heen.
En: They stood up and looked around.

Nl: Na een tijdje zagen ze een meisje op een fiets.
En: After a while, they saw a girl on a bike.

Nl: Ze riep iets.
En: She was calling out something.

Nl: Het hondje rende meteen naar haar toe.
En: The dog immediately ran toward her.

Nl: "Bobby, daar ben je!" riep het meisje.
En: "Bobby, there you are!" the girl called.

Nl: Sophie en haar vrienden lachten opgelucht.
En: Sophie and her friends laughed in relief.

Nl: “Hij zocht gewoon een avontuur,” zei Sophie.
En: “He was just looking for an adventure,” Sophie said.

Nl: Het meisje bedankte hen en fietste weg met Bobby.
En: The girl thanked them and rode away with Bobby.

Nl: De zon zakte langzaam naar beneden.
En: The sun slowly set.

Nl: Het werd wat koeler.
En: It got a bit cooler.

Nl: Sophie en haar vrienden pakten de spullen in.
En: Sophie and her friends packed up the things.

Nl: Het was tijd om te gaan.
En: It was time to go.

Nl: “Dit was een geweldige dag,” zei Anna.
En: “This was a wonderful day,” said Anna.

Nl: “Bedankt, Sophie.”
En: “Thank you, Sophie.”

Nl: Sophie glimlachte breed.
En: Sophie smiled broadly.

Nl: “Laten we dit vaker doen,” zei ze.
En: “Let’s do this more often,” she said.

Nl: Ze knuffelden en gingen elk hun eigen weg.
En: They hugged and went their separate ways.

Nl: De zonsondergang kleurde de hemel oranje en roze.
En: The sunset colored the sky orange and pink.

Nl: Sophie liep rustig naar huis.
En: Sophie walked home calmly.

Nl: Ze dacht terug aan de lach en het plezier met haar vrienden.
En: She thought back to the laughter and fun with her friends.

Nl: Het was een perfecte dag in Vondelpark.
En: It had been a perfect day in Vondelpark.