Lost in the Race: Jan’s Unexpected Cycling Adventure

In this episode, we'll join Jan on his unexpected cycling adventure, as he gets lost in a race and discovers the thrill of being a real cyclist.

Nl: Jan houdt erg van fietsen.
En: Jan loves cycling.

Nl: Hij woont in Amsterdam.
En: He lives in Amsterdam.

Nl: Op een fijne, zonnige dag pakt Jan zijn fiets.
En: On a nice, sunny day, Jan takes his bike.

Nl: Hij gaat op weg naar de bakker.
En: He sets off towards the bakery.

Nl: Jan kent Amsterdam goed.
En: Jan knows Amsterdam well.

Nl: Hij weet waar alle fietspaden zijn.
En: He knows where all the bike paths are.

Nl: Maar vandaag gebeurt er iets vreemds.
En: But today something strange happens.

Nl: Jan komt op een pad dat hij niet kent.
En: Jan ends up on a path he doesn't recognize.

Nl: Hij is een beetje in de war.
En: He is a bit confused.

Nl: "Dit is vreemd," denkt Jan.
En: "This is strange," Jan thinks.

Nl: "Hoe kan dit?
En: "How is this possible?"

Nl: "Hij blijft fietsen.
En: He keeps riding.

Nl: Het pad loopt steeds verder de stad uit.
En: The path takes him further and further out of the city.

Nl: Plotseling ziet Jan wielrenners.
En: Suddenly, Jan sees cyclists.

Nl: Ze zijn heel snel en dragen gekke pakken.
En: They are very fast and wearing funny outfits.

Nl: Er zijn veel mensen langs de weg.
En: There are many people along the road.

Nl: Ze klappen en juichen.
En: They are clapping and cheering.

Nl: Kijkt Jan ooit naar wielrennen op TV?
En: Does Jan ever watch cycling on TV?

Nl: Ja, dat doet hij.
En: Yes, he does.

Nl: Nu zit hij er zelf in.
En: Now he is in it himself.

Nl: Jan is geschrokken.
En: Jan is startled.

Nl: Maar hij is ook een beetje blij.
En: But he is also a bit happy.

Nl: Hij heeft altijd al willen weten hoe het voelt.
En: He has always wanted to know what it feels like.

Nl: Met zijn gewone fiets gaat Jan sneller dan ooit.
En: With his regular bike, Jan is faster than ever.

Nl: De wielrenners lachen en moedigen hem aan.
En: The cyclists laugh and encourage him.

Nl: Jan lacht terug.
En: Jan laughs back.

Nl: Hij zwaait naar de mensen langs de weg.
En: He waves to the people along the road.

Nl: Ze juichen nog harder.
En: They cheer even louder.

Nl: Het is leuk.
En: It is fun.

Nl: Maar Jan is ook een beetje bang.
En: But Jan is also a bit scared.

Nl: Jan denkt aan de bakker.
En: Jan thinks about the bakery.

Nl: Hij had brood willen halen.
En: He wanted to get some bread.

Nl: Maar nu is hij hier, midden in een wielerwedstrijd.
En: But now he is here, in the middle of a cycling race.

Nl: Wat moet hij doen?
En: What should he do?

Nl: Toen zag hij het.
En: Then he sees it.

Nl: Een bord.
En: A sign.

Nl: Het wijst de weg naar Amsterdam.
En: It points the way to Amsterdam.

Nl: Jan is blij.
En: Jan is happy.

Nl: Hij slaat af.
En: He turns off.

Nl: De menigte juicht nog een laatste keer voor hem.
En: The crowd cheers one last time for him.

Nl: Jan zwaait terug.
En: Jan waves back.

Nl: Hij zegt de wielrenners gedag.
En: He says goodbye to the cyclists.

Nl: Jan fietst terug naar de stad.
En: Jan cycles back to the city.

Nl: Hij denkt aan wat hem is overkomen.
En: He thinks about what happened to him.

Nl: Het was spannend.
En: It was exciting.

Nl: Maar het was ook leuk.
En: But it was also fun.

Nl: Eindelijk komt Jan bij de bakker.
En: Finally, Jan arrives at the bakery.

Nl: Hij voelt zich een beetje moe.
En: He feels a bit tired.

Nl: Maar ook een beetje trots.
En: But also a bit proud.

Nl: Hij koopt zijn brood.
En: He buys his bread.

Nl: De bakker vraagt: "Hoe gaat het, Jan?
En: The baker asks, "How are you, Jan?

Nl: Je lijkt blij.
En: You seem happy."

Nl: " "Ik ben blij," zegt Jan.
En: "I am happy," Jan says.

Nl: "Ik heb vandaag iets gedaan wat ik nog nooit heb gedaan.
En: "Today I did something I had never done before."

Nl: " Hij vertelt de bakker over zijn avontuur.
En: He tells the baker about his adventure.

Nl: De bakker lacht.
En: The baker laughs.

Nl: "Dat klinkt spannend, Jan.
En: "That sounds exciting, Jan.

Nl: Maar vergeet niet, het is het belangrijkste om de weg naar huis te kennen.
En: But don't forget, the most important thing is knowing the way back home."

Nl: " Jan knikt.
En: Jan nods.

Nl: Hij weet het.
En: He knows it.

Nl: Hij zal niet meer verdwalen.
En: He won't get lost anymore.

Nl: Maar hij zal ook niet vergeten hoe het was om deel te zijn van de wielerwedstrijd.
En: But he won't forget what it was like to be part of the cycling race.

Nl: Het was een bijzondere dag.
En: It was a special day.

Nl: Een dag waarop Jan zich een echte wielrenner voelde.
En: A day when Jan felt like a real cyclist.

Nl: En dat allemaal terwijl hij alleen maar brood wilde kopen.
En: And all this while he just wanted to buy bread.